
Jurisprudentie
AZ2900
Datum uitspraak2006-11-10
Datum gepubliceerd2006-11-23
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/6848 WSF
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-23
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/6848 WSF
Statusgepubliceerd
Indicatie
Een verhuisbericht betekent niet zonder meer dat de thuiswonende studerende ten opzichte van (één van) zijn ouders uitwonend is geworden.
Uitspraak
04/6848 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 november 2004, 04/55 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep)
Datum uitspraak: 10 november 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en de IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2006. Voor appellant is verschenen zijn vader [L.A. A.]. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. M. Wiersma.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 8 december 2003 heeft de IB-Groep ongegrond verklaard appellants bezwaar tegen haar besluit van
12 september 2003 waarbij zij appellant per 1 augustus 2003 als uitwonende studerende heeft aangemerkt en aan hem ook per die datum een studietoelage voor een uitwonende studerende heeft toegekend. Daartoe heeft de IB-Groep overwogen dat niet is gebleken dat appellant eerder dan op 30 augustus 2003 heeft opgegeven dat er een wijziging in zijn woonsituatie - anders dan slechts een wijziging van zijn woonadres - heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft appellants beroep tegen het besluit op bezwaar ongegrond verklaard onder overweging dat de IB-Groep uit appellants vóór 30 augustus 2003 aan haar gezonden berichten niet meer of anders heeft kunnen afleiden dan dat appellant is verhuisd (van Bilthoven naar Nijmegen) en dat zodanige verhuisberichten niet zonder meer betekenen dat de thuiswonende studerende ten opzichte van (één van) zijn ouders uitwonend is geworden. Daarbij heeft de rechtbank opgemerkt dat appellant uit berichten van de IB-Groep van 1 november 2002 en latere datum had kunnen opmaken dat de door hem opgegeven adreswijziging niet tot wijziging van de hoogte van zijn studietoelage had geleid.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn verhuisbericht van 20 oktober 2002 aan de IB-Groep niet onduidelijk was, dat het anders op de weg van de IB-Groep had gelegen hem daarover in te lichten, dat de IB-Groep als ouderlijk adres Bilthoven heeft aangehouden en dus wist of kon weten dat zijn ouders niet waren meeverhuisd naar Nijmegen, dat uit de correspondentie van de IB-Groep met zijn ouders over onder andere hun inkomstengegevens bij de IB-Groep bekend was dat zijn ouders in Bilthoven zijn blijven wonen, dat het de IB-Groep bekend is dat het bij zijn adres in Nijmegen gaat om een studentenflat en dat het de IB-Groep ook uit ambtshalve contacten met de universiteit te Nijmegen bekend was dat hij in Nijmegen woont. Ter zitting heeft appellants vader desgevraagd verklaard dat appellants grief dat hij het door de IB-Groep in beroep uitgebrachte verweerschrift niet in copie van de rechtbank heeft ontvangen (inmiddels wel van de Raad), niet meer aan de orde is.
In haar verweerschrift heeft de IB-Groep aangegeven dat de enkele vermelding van een adreswijziging niet betekent dat de woonsituatie is gewijzigd en dat appellant, had hij per 1 november 2002 in aanmerking willen komen voor een uitwonendenbeurs, tijdig een uitwonendenbeurs had dienen aan te vragen.
De Raad ziet in hetgeen appellant heeft aangevoerd geen aanleiding om de aangevallen uitspraak niet te volgen en overweegt daartoe als volgt.
De Raad deelt volledig het standpunt van de IB-Groep en het oordeel van de rechtbank. Weliswaar heeft appellant bij fax-brief van 20 oktober 2002 de IB-Groep schriftelijk op de hoogte gesteld van zijn verhuizing per 1 november 2002 van Bilthoven naar Nijmegen, maar daarmee is nog niet gezegd dat zijn status van thuiswonende studerende ook per die datum is gewijzigd in die van uitwonende studerende. Zo'n enkele adreswijziging noopt de IB-Groep niet om na te gaan of appellant wellicht per gelijke datum uitwonend is geworden. Zou appellant bij die adreswijziging tevens hebben gemeld dat hij als gevolg van die verhuizing uitwonend is geworden of zal worden, dan zou de IB-Groep - ook al zou geen gebruik zijn gemaakt van het daarvoor speciaal ingerichte formulier - de procedure hebben opgestart om te komen tot een verzoek om omzetting van de beurs voor een thuiswonende in een beurs voor een uitwonende studerende. Uit de gedingstukken kan niet blijken dat appellant heeft geprotesteerd tegen de diverse berichten van de IB-Groep van latere datum waarin hij per latere datum als thuiswonende geregistreerd is gebleven, hoewel hij per maand tien maanden lang circa € 220,-- per maand minder aan studiebeurs ontving dan waarop hij meende als uitwonende studerende recht te hebben. Eerst op 30 augustus 2003 heeft appellant (met gebruikmaking van het daarvoor bestemde formulier) aan de IB-Groep gemeld dat hij per 1 november 2002 is verhuisd naar Nijmegen èn (sedertdien) niet meer bij zijn ouders woont. Ingevolge artikel 3.21, derde lid, van de Wet studiefinanciering 2000 wordt de verhoging van de studiefinanciering niet toegekend voor een periode gelegen voorafgaand aan de maand waarin studiefinanciering is toegekend; in dit geval vindt verhoging van de studiebeurs niet eerder plaats dan per 1 augustus 2003.
Van de IB-Groep kan niet in redelijkheid worden verlangd dat zij haar uit andere bronnen bekende gegevens ten bate van appellant aanwendt om ingeval appellant als thuiswonende studerende een adreswijziging doorgeeft, te kunnen constateren dat en per welke datum hij uitwonende studerende is geworden. Het is aan appellant om aan de
IB-Groep duidelijk op te geven dat hij bij zijn verhuizing óók uitwonende studerende is geworden en dusdoende of separaat vraagt om omzetting van de thuiswonenden- in een uitwonendenbeurs.
Gelet op het vorenstaande kan het hoger beroep niet slagen en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en I.M.J. Hilhorst - Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 november 2006.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.

